Anyway, plotsklaps tijdens het gesprek kwam er een herinnering bovendrijven aan een situatie van ongeveer 50 jaar geleden.
Mijn buurvrouw had een zus en zwager, Anna en Lieverd. Anna was tamelijk dik, en Lieverd erg dun.
Ze reden in een driewieler-auto, waarbij het portier aan de voorzijde zit.
Als ze weer weggingen, ging ik altijd kijken.
Eerst moest Anna naar binnen. Voorwaarts binnenstappen, dan omdraaien en dan met het omvangrijke achterwerk gaan zitten op het ieniemienie tweezitsbankje. Er waren altijd de nodige onelegante handgrepen van anderen voor nodig om dat voor elkaar te krijgen.
Daarna was Lieverd aan de beurt. Instappen, portier ondertussen meenemen, draaien en gaan zitten op de tien centimeter die nog vrij waren op het bankje. Hij werd daar als het ware in een vacuüm gezogen. Auto starten en met het gevaarlijk overhellend voertuigje zien thuis te komen op het Pathmos.
Ik heb mij als klein kind zeer verwonderd:
Hoe kan zo'n dikke vrouw zo'n dunne man hebbeen; hoe kan ze in zo'n klein autootje passen; en hoe durven ze zich zo te vertonen.....
Oke, ik begrijp dat mijn associatie van gisteren voortkomt uit de gêne die ik tóen al voelde.
Maar waarom wilde ik het dan telkens weer zien?
Hebben genante vertoningen dan zo'n grote aantrekkingskracht op ons?
En waardoor komt dat dan? Het zijn niet echt positieve gevoelens die er door worden opgeroepen: walging, afkeer, medelijden, griezelen.
En ik vrees dat het er bij mij al jong inzat.
Is dat nature of nurture?
CITAAT:
From birth, man carries the weight of gravity on his shoulders. He is bolted to earth. But man has only to sink beneath the surface and he is free.
The gods had condemned Sisyphus to ceaselessly rolling a rock to the top of a mountain, whence the stone would fall back of its own weight. They had thought with some reason that there is no more dreadful punishment than futile and hopeless labor.