Overzicht

Een totaaloverzicht van alle stukjes vindt u op mijn eigen website onder Filosoofjes archief: http://dijktim.nl/index_9.htm, en volgende pagina's

zaterdag 18 januari 2014

GERECHTIGHEID

Bij mijn arbeidsorganisatie werkte een psycholoog. Hij gaf adviezen over hoe om te gaan met medewerkers. Dat was vaak handig, maar soms ook helemaal niet....
Van een bepaalde medewerker zei hij dat deze een sterk rechtvaardigheidsgevoel had. 
Misschien een beetje naïef van me om te denken dat dat een positieve eigenschap was. Want deze man betrok zijn gevoel voor rechtvaardigheid namelijk uitsluitend op zichzelf en zijn eigen gewin. Hij kreeg ruzie met iedereen waar hij mee in contact kwam.....

Een sterk staaltje van normen en waarden. 
Zowel van hem als van mij, want ik kon het natuurlijk niet nalaten om hem daarmee te confronteren.

Ieder mens krijgt in zijn opvoeding normen en waarden mee. Onder normen verstaan we datgene wat binnen de heersende klasse (het gezin waarin we zijn geboren, de lagere school, kerk, werk, etc.) wordt benoemd als “dat hoort zo”, of “dit moet”.
Waarden ontwikkelen we veelal vanuit ons zelf, als we keuzes gaan maken op basis van ons persoonlijke rechtvaardigheidsgevoel.
Dat heet gewetensontwikking.










Vrouwe justitia wordt sinds de 15e eeuw afgebeeld met blinddoek, om aan te duiden dat het zwaard der gerechtigheid wordt gehanteerd zonder aanziens des persoons. Met andere woorden: er wordt niet over de mens geoordeeld, maar over zijn daden.




Er wordt dus vanuit de norm (de wet) geoordeeld over het gedrag van een persoon, ook als die persoon vanuit persoonlijke waarden tot zijn daden is gekomen.

Gerechtigheid is iets dat we allemaal willen. Soms krijgen we het, soms niet.
Maar het gekke is, dat gerechtigheid qua gevoel voor iedereen verschilt.
Gerechtigheid is dan ook niet hetzelfde als rechtvaardigheid.
En ook de ideeen daarover verschillen voor iedereen.

Rechters, advocaten, officieren van justitie: geen eenvoudige beroepen. 
Zij worden geacht de wet te hanteren. 
Maar waar blijft hun persoonlijke rechtvaardigheidsgevoel dan?

Maar laten we de volgende beroepsgroepen niet vergeten:
Leidinggevenden en P&O'ers.
Zij kunnen zónder blinddoek de weegschaal en het zwaard hanteren.
Een zware belasting voor hun geweten!






Om mijn standpunt wat te verduidelijken, citeer ik hieronder uit lesmateriaal dat door mijn vriendin Eveline Jansse van Noordwijk en mij is ontwikkeld t.b.v. onze training Coach the Coach:

 
Gewetensvorming
 
Ieder mens heeft een aangeboren gevoel voor goed en kwaad (rechtvaardigheidsgevoel).  De ontwikkeling verloopt globaal als volgt (aldus Lawrence Kohlberg):
    Preconventionele stadium:
Fase 1:  (kleutertijd)
Verschil tussen goed en kwaad leren door straf voor “stoute”dingen
Fase 2:
Kinderen ervaren dingen als goed die prettig voor ze zijn op basis van hun eigen belevingswereld.
 
    Conventionele stadium
Fase 1: (lagere school)
Kinderen beschouwen als goed en rechtvaardig wat door hun omgeving als zodanig wordt aangemerkt
Fase 2: (pubertijd)
In deze periode gebeurt hetzelfde, maar dan is de sociale omgeving ruimer.
 
    Postconventionele stadium 
(dit stadium wordt niet door iedereen bereikt)
Fase 1:
Er ontstaat een besef van universele waarden, die kunnen dienen om heersende sociale normen te toetsen op rechtvaardigheid
Fase 2:
Men staat stil bij de eigen verantwoordelijkheid bij de beslissing welke regels men wel en welke men niet wil naleven.
 
                                                                                                                         
Gewetensvol  handelen
 
Zoals gezegd, niet iedereen bereikt het derde stadium. En ook degenen die het wel bereiken zullen, vooral als ze op de automatische piloot varen, regelmatig of zelfs voortdurend terugvallen op het eerste en tweede stadium. Op zich is dat een goed overlevingsmechanisme, want het kost erg veel energie om je constant bewust te zijn van je keuzes.
 
Bij het coachen van anderen wordt je echter wel geacht om de ander te helpen bij de ontwikkeling van zijn mogelijkheden. Dus als we uitgaan van de identiteit van de ander, dan liggen er aangrijpingspunten en ontwikkelingsmogelijkheden op de volgende gebieden:

uiterlijke verschijning
-
kennis
-
vaardigheden
-
attitude
-
gedragspatronen
-
waarden
-
normen
-
perceptie.
 
 
 
De ander bepaalt dan weliswaar zijn eigen doelen, maar om daar bij te kunnen helpen, is gewetensvol handelen een noodzaak. De voorwaarden die daarbij een rol spelen zijn (d.w.z.: je moet zelf hebben geleerd om het de ander te kunnen leren):
 

Inschatten en aanvoelen hoe men het welzijn van anderen beïnvloedt door zijn  eigen gedrag (empathie).
 

In gedachten uitmaken wat moreel gezien het beste gedrag is.
 
Een afweging maken van het effekt
 
van verschillende gedragsopties en

Voornemens in gedrag omzetten.
 
 
 
 
 
Bijvoorbeeld, dat wat onder punt 1 staat vormt een aanknopingspunt om morele ontwikkeling te stimuleren. Door bijvoorbeeld aan een kind te vragen: “waarom moet dat jongetje zo hard huilen, denk je?”, wordt het kind aangezet om zich in te leven in de gevoelens van anderen.
 
 
 
 
 
 
Hieronder volgt een nadere uitleg:
 
Tot de puberteit leert een kind aan de hand van de normen van het gezin. Dat is de plek waaraan het gebonden is en zich veilig kan voelen. Met andere woorden: binding en veiligheid horen bij elkaar. Het is een voorwaarde voor het doormaken van een normale ontwikkeling.
 
Bij een normale ontwikkeling hoort vervolgens dat het kind zich losmaakt van het ouderlijk huis en zich richt op de vriendengroep. Daar ontstaat een nieuwe binding en een nieuw/ander normbesef: om bij die groep te horen behoor je je als puber te conformeren aan die nieuwe/andere codes (bijvoorbeeld “kledingvoorschriften”, gedrag, roken, drinken, muziek, attributen).
Het kind zet zich af tegen de oude normen, maar heeft de veiligheid van nieuwe normen en binding nodig als overlevingsmechanisme.
 
Tegen de tijd dat een jongere een partnerkeuze maakt, zelfstandig gaat wonen, zelf kinderen krijgt, ontstaat de mogelijkheid om eigen waarden te ontwikkelen als gevolg van zelf ondervonden verantwoordelijkheden.
Afhankelijk van de persoonlijke ontwikkelingsmogelijkheden en zelfbewustzijn grijpt men in meerdere of mindere mate terug op vroeger geleerde normen. Het hangt af van de mate van dwang vanuit de vroegere groep en de afhankelijkheid daarvan of men meer of minder ruimte krijgt om eigen – andere – keuzes te maken. Ook heeft eenieder patronen ontwikkeld waar men zich slechts met moeite van kan losmaken. Kortom, het ontwikkelen van eigen waarden is een moeizaam proces.
 
Want, de behoefte om ergens toe te (blijven) behoren blijft:
-
bij de familie
-
de kerk
-
de vriendengroep
-
een arbeidsorganisatie.
 
Die gebondenheid is een basisvoorwaarde om vrijheid te kunnen voelen. We leren het indringenst van het samenleven met anderen: enerzijds willen we met die ander samensmelten en anderszijds voelen we de angst totaal opgeslokt te worden en daarmee vervolgens de behoefte om onze eigen grenzen af te palen. Met andere woorden: zonder samensmelting ontstaat er geen behoefte aan eigenheid. Bijvoorbeeld: een kluizenaar maakt geen keuzes (meer) in toegeven aan en eisen van iemand anders.
Mensen hebben dus zowel normen nodig als waarden.
 
Hieruit blijkt de noodzaak van (arbeids)organisaties om mensen aan zich te binden door het ontwikkelen van visie en beleid (als de norm) en hen tevens de mogelijkheid te bieden om zich in vrijheid te ontwikkelen.
 
Coachen richt zich op het ontwikkelen van mensen a.d.h.v. diens waarden en vereist derhalve waarden-vrijheid van de coach. Daarmee loop je het risico dat je botst met de normen en waarden van jezelf en van de ander.